Het laden met silo vrachtauto’s gaat normaal gesproken met slangen van circa 4 duim die aan de ene kant worden aangesloten op de vrachtauto’s en aan de andere kant op het schip. Aan elke zijde van het schip bevinden zich daarvoor zes speciale aansluitingen, die aangesloten zijn op een centrale laadleiding in het midden van het schip.
Er wordt gewerkt met een laadcabine, die is voorzien van zes laadkastjes met “stoplichten” en een bedieningspaneel. Vóór het laden wordt de cabine met een kraan aan wal gezet. Bij iedere laadslang wordt een stoplicht gezet. De chauffeurs kunnen in de cabine beschut staan en hebben goed zicht op het laadproces. Daar zijn tevens koffie, thee en/of water onder handbereik.
Op een scherm in de cabine is in het Nederlands, Duits, Frans of Engels af te lezen:
Een telefoon is in de cabine aanwezig om contact op te kunnen nemen met het personeel aan boord. De zes laadpunten zijn, tijdens het laden vanuit vrachtauto’s, voorzien van stoplichten, die aangeven waar de chauffeurs wel of niet hun lading kunnen lossen. Het computergestuurde systeem aan boord regelt een evenredige verdeling van de lading over het schip. De chauffeur kan na het aansluiten van de slang zijn losproces beginnen door op de startknop te drukken. Als zijn wagen leeg is moet er weer op stop worden gedrukt. Als zich een calamiteit voordoet, sluit één druk op de noodstop alle afsluiters af en gaat er een alarm af in alle ruimtes van het schip.
Deze unieke manier van laden geeft:
De reductie van brandstof en emissies kan oplopen tot ruim 30%.
De leidingen naar de tanks zijn door de verschillende laadpunten korter. Doordat in elke tank een niveaumeter is geplaatst, wordt een tank niet direct tot de nok gevuld en is er een veel betere ontluchting en minder weerstand. Het beladen verloopt hierdoor vloeiender en vlotter, mede doordat de vrachtauto direct op de beste plaats wordt aangesloten en het losproces van de auto door de chauffeur direct zelf gestart en gestopt kan worden.
Tijdens het laden wordt de lucht die vrijkomt uit de tanks, verplaatst van tank naar tank via de ontluchtingsleidingen. Uiteindelijk bereikt de vervuilde (stoffige) lucht de filtertank op het voorschip. De vervuilde (stoffige) lucht komt onderin de filtertank binnen en verlaat de tank schoon door de filters aan de bovenkant.
De aan de uitgang van de filtertank aangesloten ventilator zorgt ervoor dat er wat onderdruk ontstaat in de installatie, wat ook bijdraagt aan een schoner en vlotter verloop van het laden.